Tijdens de Franse Revolutie moeten de Trappisten hun abdij in La Trappe verlaten en vluchten. In 1793 komt zo een groepje monniken in Antwerpen aan. Ze zijn op weg naar Canada. De toenmalige bisschop van Antwerpen overtuigt hen om in te trekken in een kleine boerderij in, genaamd ‘Nooit Rust’. De naam komt wellicht voort uit de noeste handenarbeid die op de hoeve en op het veld werd uitgeoefend. Op 6 juni 1794 start het cisterciënzer leven offcieel in Westmalle als 10 monniken hun intrek nemen in de klooster-boerderij.
Tussen 1815 en 1830 valt het klooster onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het bewind wil contemplatieve ordes zoals de Trappisten afschaffen. Maar de monniken van slagen erin hun nut voor de maatschappij te bewijzen door een school op te richten en een gastenhuis te openen. Ondanks deze moeilijke en onzekere periode groeit de gemeenschap en in 1836 wordt de priorij tot abdij verheven.
Uiteindelijk begon men met de bouw van wat rond 1900 de huidige abdij der Trappisten geworden is. In de jaren dertig werd het abdijcomplex uitgebreid met een vernieuwde koeienstal en een nieuwe brouwerij.